Deze plantaardige olie wordt zo vaak gebruikt als ingrediënt omdat ze heel wat nuttige eigenschappen heeft: bij kamertemperatuur is ze vast, ze is bestand tegen hoge temperaturen zoals bij het braden of frituren, en ze is ook weinig onderhevig aan oxidatie — en dus lang houdbaar. Bovendien heeft ze een plastische, soepele structuur, wat voor talloze toepassingen een vereiste is. Dankzij de vrij neutrale smaak zijn er zeer uiteenlopende toepassingen mee mogelijk, zonder dat de smaak van het uiteindelijke product wordt beïnvloed.
Daarnaast heeft palmolie een relatief evenwichtig voedingsprofiel in vergelijking met vele andere vetstoffen, zoals boter, en daarom kiezen zoveel levensmiddelenproducenten voor deze vetstof.
Maar de belangrijkste reden voor het gebruik van palmolie in vele producten blijft het feit dat het nagenoeg de enige niet-gehydrogeneerde plantaardige vaste vetstof is die in voldoende grote hoeveelheden beschikbaar is. De meeste andere oliën zijn immers vloeibaar en dus niet in staat om voor een vaste structuur te zorgen. Palmolie is dan ook de oplossing gebleken ter vervanging van gedeeltelijk gehydrogeneerde vetten, die rijk zijn aan transvetzuren, waarvan intussen bewezen is dat ze schadelijk zijn voor de gezondheid.
Eigenlijk niet. Geen enkele andere plantaardige olie combineert zoveel nuttige eigenschappen. Er bestaan wel andere soorten vetten met een voldoende hoog gehalte aan verzadigde vetzuren om bruikbaar te zijn voor de productie van margarine, maar die hebben geen gunstiger voedingsprofiel en/of een lagere milieu-impact dan palmolie.
Ten eerste is er het voedingsaspect: dierlijke vetten zijn niet meer in trek bij de consument sinds de gekkekoeienziekte, en gehydrogeneerde plantaardige oliën worden vaak geassocieerd met transvetzuren (ten onrechte als de olie volledig gehydrogeneerd is) en dus met een gevaar voor de gezondheid. Dan blijven er nog weinig alternatieven over die voldoende verzadigde vetzuren bevatten om te kunnen zorgen voor de vaste textuur van onze producten. En de meeste andere overblijvende alternatieven, zoals kokosolie, bevatten nog meer verzadigd vet dan palmolie.
En ten tweede is er het milieuaspect: er is weliswaar meer toezicht nodig op de methoden gebruikt voor de teelt, maar als we alle oliepalmen zouden vervangen door om het even welk ander gewas, dan zou er 6 tot 10 keer meer landbouwgrond nodig zijn voor dezelfde jaarlijkse productie van 65 miljoen ton olie. Bovendien is palmolie een van de belangrijkste drijfveren voor ontwikkeling in Zuidoost-Azië en Afrika.
Misschien wel … of misschien ook niet. Het zal in elk geval niet puur aan de afwezigheid van palmolie in het product liggen. Het hangt ervan af welke vetstof er gebruikt is ter vervanging van palmolie. Sommige alternatieve oliën zijn namelijk nog rijker aan verzadigd vet. Palmolie mag dan wel een niet te verwaarlozen percentage verzadigde vetten bevatten, toch is het in de eerste plaats — en met grote voorsprong — door onze overmatige consumptie van vlees en van zuivelproducten dat we te veel verzadigd vet binnenkrijgen.
De aan- of afwezigheid van palmolie op zich is absoluut geen indicatie van hoe ‘gezond’ een product is. Wat telt, is de totale voedingssamenstelling van het product. Deze informatie is terug te vinden in de voedingswaardetabel, die tegenwoordig verplicht aanwezig moet zijn op de verpakking van alle levensmiddelen. Raadpleeg dus deze informatie om uw inname van verzadigde vetten te beperken.
Diverse voedingsproducenten of distributeurs hebben handig ingespeeld op de polemiek rond palmolie door bestaande producten plots een label “zonder palmolie” mee te geven, al zat er voorheen ook al geen palmolie in het product. Wij hebben er daarentegen voor gekozen om ons afgemeten gebruik van palmolie te duiden en te verdedigen, omdat we dit gewoon het eerlijkst vinden tegenover de consument.
Duurzame palmolie moet beantwoorden aan een hele reeks milieu- en andere criteria. In 2004 heeft de Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie (RSPO), een groepering van bedrijven, ngo’s en politieke organen, in onderlinge samenspraak een reeks criteria vastgelegd waar producten aan moeten voldoen om een certificaat te kunnen krijgen.
Zo moet RSPO-gecertificeerde palmolie bepaalde ecologische principes volgen die tot doel hebben de fauna en flora van oerwouden te beschermen. Bij de productie ervan moeten tevens de rechten van de plaatselijke bevolking en van de arbeiders geëerbiedigd worden. ‘Gesegregeerde’ duurzame palmolie is bovendien traceerbaar tot bij de bron, zodat men de precieze herkomst van de gebruikte palmolie kan garanderen.
Bij Aigremont zijn we van mening dat het RSPO-certificaat slechts een eerste stap in de goede richting is, en dat de duurzaamheidscriteria later nog strenger kunnen. Maar voorlopig is dit een belangrijke en noodzakelijke stap. Vanuit dit oogpunt zijn wij duidelijk voorstander van het gebruik van RSPO-gecertificeerde palmolie, maar tegelijk ijveren wij als stichtend lid van de Belgische alliantie voor duurzame palmolie voor nog ambitieuzere criteria.
Boter is een vetstof van dierlijke oorsprong, want het is immers een derivaat van melk. Net als alle vetstoffen heeft boter voordelen en nadelen. Gemiddeld bevat boter 82% vet, dat voor twee derden uit verzadigd vet bestaat. Een van de grootste voordelen is de smaak. Bij Aigremont gebruiken we ook boter in enkele mengelingen, om zo de eigenschappen ervan te combineren met die van plantaardige vetten.
Margarine is daarentegen een mengeling van oliën en water (waar soms ook melkpoeder aan wordt toegevoegd, maar niet bij Aigremont). Een klassieke margarine bevat 80% vet, veelal van plantaardige oorsprong, en 20% water. Deze mengeling van oliën en water kan pas tot stand komen door toevoeging van emulgatoren. Vergeleken met boter zijn de grootste troeven van margarine de plasticiteit ervan, en de mogelijkheid om het voedingsprofiel ervan aan te passen door de verhouding van de gebruikte oliën te variëren. Er bestaan ook margarines die de basis vormen van een cholesterolverlagend dieet.
In wezen heeft elke vetstof haar plaats in een gezond en evenwichtig voedingspatroon. Het komt er bovenal op aan om de totale voedingsconsumptie binnen de perken te houden, en om de inname van vetstoffen te variëren, zodat het lichaam de voordelen van elke soort vet kan benutten.